Veelgestelde vragen

Inhoudsopgave

De baby krijgt refluxmedicatie, kan hiermee worden door gegaan?

In principe is er geen contra-indicatie om de reflux medicatie in te nemen. Mochten de klachten van de reflux in de loop der tijd afnemen doordat de behandeling mogelijk geholpen heeft, is langzaam afbouwen het advies. Raadpleeg uw arts bij twijfel.

Checklist klachten die wijzen op een strakke tongriem en lipband

  • Tekenen van beperkte beweeglijkheid van de tong- en lipspieren:
    Wanneer de tongriem strak is, is de tong vaak alleen aan de voorkant en zijkanten beweeglijk. De tong kan maar beperkt omhoog en naar achter bewegen en daardoor kan de baby moeilijk de borst (en ook de flessenspeen) diep naar binnen zuigen. Doordat bij een strakke lipband de lip vaak ook niet goed naar buiten kan krullen, kan de baby de mond niet ver genoeg openen om een grote hap te maken.  De baby zal snel loslaten; aanhappen en drinken lukken moeizaam of alleen met tepelhoed of fles. De baby valt vaak snel in slaap tijdens het drinken of hapt juist gefrustreerd aan en laat snel weer los. Als ouder kun je de neiging hebben dit gedrag te interpreteren als het niet ‘willen’ drinken van je baby, terwijl er in feite sprake is van niet ‘kunnen’. Het is voor jullie allebei frustrerend als het voedingsproces zo moeizaam verloopt. Dit kan bij jou als ouder leiden tot gevoelens van afwijzing, onzekerheid of onvermogen om je kind te geven wat het nodig heeft of waar het naar zoekt.

  •  Tekenen van compensatiegedrag vanwege de strakke tongriem en lipband:
  • Baby’s zoeken tijdens het drinken naar een positie waarin ze zich goed gesteund voelen. Wanneer je een fijne houding kunt vinden samen, kan je baby alle energie gebruiken om goed te drinken. Door de beperkte tongmobiliteit heeft je kind moeite om dat gevoel van goed gestabiliseerd liggen te ervaren. Je baby doet moeite om de borst of speen goed vast te houden en omdat de tong daarbij belemmeringen opwerpt, kan je baby gaan klemmen of ‘bijten’ met de kaken. Een borstvoedende moeder zal in zo’n geval met name bij het aanhappen pijn ervaren. Een trillende kin door de kaakspanning en zuigblaren op lippen door wrijving kunnen zowel bij voeden aan de borst als voeden uit een fles voorkomen. Dit compensatiegedrag is heel vermoeiend voor je kind. Het maakt ook dat je baby het voedingsproces minder positief ervaart dan je zou wensen. Dit kan op allerlei manieren invloed hebben op het gedrag en de rust van je kind. De energie die in het compensatiegedrag gaat zitten, gaat soms bovendien ten koste van het groeien en gedijen. Vooral wanneer je baby prematuur is geboren, is dit iets wat je heel graag wilt voorkomen. Omdat er bij (rand)prematuriteit of dysmaturiteit vaak een verwachtingspatroon is van minder goed drinken, wordt de korte tongriem geregeld over het hoofd gezien. Verdrietig genoeg leidt dit er soms toe dat je baby als luie drinker bestempeld. Daarmee wordt helemaal vergeten hoe moeilijk deze situatie voor je kleine kind zelf is. Ook voor de interactie tussen moeder en kind kan dit een grote impact hebben; soms vraagt het veel tijd en geduld om daar samen weer uit te komen.

    Het klemmen met de kaken leidt er vaak toe dat de tepel of borst niet rond maar vervormd en plat als een lipstick uit de mond van de baby komt. Doordat tijdens het klemmen de bloedsomloop wordt belemmerd, kunnen er tepelpijn en tepelkloven ontstaan. Ook is de tepel soms zo afgeklemd dat deze blauw, wit of paars verkleurd raakt. Zorgverleners denken bij een dergelijke verkleuring soms aan het syndroom van Raynaud, omdat de klachten er sterk op lijken. Niet iedereen heeft voldoende borstvoedingskennis om deze klachten met een te strakke tongriem in verband te brengen. Hetzelfde geldt voor zuigblaren; deze ontstaan door frictie van een herhaling van aanzuigen en loslaten en worden ook niet altijd als een gevolg van een strakke tongriem of lipband herkend. Compensatiegedrag aan de fles leidt er soms toe dat een baby de speen helemaal plat en vacuüm zuigt, waardoor er geen melk meer uit komt en de baby gefrustreerd raakt. Het compenserende drinkgedrag hoeft bij de moeder die borstvoeding geeft niet altijd pijn te doen, zelfs al is er wel sprake van blaren of een afgeplatte tepel. Moeders zeggen in zo’n situatie soms dat de baby ‘hard’ of ‘krachtig’ zuigt. 

  • Tekenen van beperkte mogelijkheid om effectief te drinken:
  • Met een strakke tongriem en/of lipband heeft een baby soms moeite om de borst (of fles) ‘leeg’ te drinken, vaak drinken om toch genoeg binnen te krijgen. Verstopte melkklier of veel stuwing. Overproductie. Melkblaartjes.

    Minimale of stagnerende groei, veel afvallen(>7%) in kraamtijd pas na meer dan 10 dagen terug op geboortegewicht en na aantal weken of maanden als de productie langzaam afneemt. Baby’s geven het soms minder goed aan, gaan in een soort spaarstand. Slapen langer door. Je ziet het ook aan vermindering van aantal poepluiers.

    Baby drinkt alleen de toeschietreflex, daarna “sabbelen”. Kort drinken of juist heel lang. Maakt alleen lange teugen(kin beweegt ver naar beneden) en slikt met toeschietreflex en borstcompressie geven.

  • Tekenen van beperkte tongmobiliteit (tong heffen) en lipmobiliteit (lippen sluiten om borst of fles):
  • Wanneer een kind een strakke tongriem of lipband heeft, heeft het vaak moeite om een grote hap te maken en goed grip te houden. Door de lage tongpositie verliest een kind gemakkelijk het vacuüm tijdens het drinken; het kind slaagt er simpelweg niet in om de borst of speen tegen het gehemelte aan te duwen. Je kunt daarbij vaak klakgeluiden en luidruchtig drinken waarnemen. Dikwijls wordt deze stijl van drinken door ouders ‘gulzig’ en ‘onrustig’ genoemd. Als zorgverleners een baby observeren, gaat de aandacht geregeld uit naar of de baby in staat is de tong uit te steken en veel minder naar of de baby de tong goed kan heffen.
    De lucht die het kind inslikt, moet er ergens weer uit en dit leidt tot boeren, hikken, spugen, windjes laten, een opgezette buik krijgen, of last hebben van krampjes (ook wel ‘koliek’ genoemd).
    Een ander verschijnsel dat hiermee te maken kan hebben, is ‘reflux’. Ook dit is een complex begrip. Op zich is het normaal dat een baby gemakkelijker dan een volwassene kan spugen; dit is een beschermmechanisme. De sluitspier tussen slokdarm en maag is nog niet zo strak, waardoor een baby weinig moeite hoeft te doen om een teveel aan voeding of voeding die bedreigend is voor de gezondheid, terug uit te spugen. In westerse samenlevingen wordt dit probleem verergerd doordat veel baby’s vaak veel voeding per keer krijgen aangeboden en weinig worden gedragen en vlak na de voeding meteen op de rug worden gelegd. Daardoor stroomt de melk gemakkelijker terug in de slokdarm. Op zich is ‘reflux’, want ’terugstromen’ betekent, dus helemaal niet zo erg. Het wordt een probleem als een baby een normale voeding niet kan binnenhouden of last heeft van oprispingen van maagzuur; dat geeft pijn en soms spuugt een baby zelfs bloed uit, afkomstig van de beschadigde slokdarm. Bij verborgen reflux vindt iets vergelijkbaars plaats; dan zie je geen spugen, maar slikt de baby alles terug. Daardoor vergeten baby’s soms even te ademen; de coördinatie van zuigen, slikken, ademhalen en terugslikken is op zo’n moment gewoon te complex voor ze. Hierdoor kunnen baby’s tijdens de voeding al onrustig worden. Ze laten zich dan na de voeding niet of nauwelijks neerleggen om te slapen, omdat ze al de pijnlijke en onaangename ervaring hebben dat met de lucht, ook de voeding en het maagzuur teruglopen in de slokdarm. Voor ouders kunnen deze gedragspatronen heel verwarrend zijn, zeker als een baby door adempauzes zelfs blauw aanloopt; ook zij kunnen er verdrietig van worden en onzeker over wat ze het beste voor hun kind kunnen doen. Vaak blijkt rondlopen met de baby rechtop enige rust voor het kind te geven; wanneer je als ouder hiervoor de rust en het geduld kunt vinden, doe je iets heel waardevols voor het welzijn van je baby.
    Ouders met een kind met deze problemen krijgen door zorgverleners regelmatig johannesbroodpitmeel ingezet om te zorgen dat de maaginhoud minder gemakkelijk omhoog komt. Hieraan zijn wel nadelen verbonden: de melk is door de baby lastiger te drinken (terwijl het drinken al moeilijk is) en het pitmeel geeft voor de baby geen waardevolle voedingsstoffen, terwijl de voeding wél zwaarder verteerbaar wordt. Ook worden in dergelijke situaties af en toe maagzuurremmers ingezet, zonder dat het onderliggende probleem wordt opgelost.

    Spruwklachten kunnen worden verward met strakke tongriem, omdat bepaalde verschijnselen erg op elkaar lijken en soms moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn.
    Bij een strakke tongriem kan de tong niet goed omhoogkomen en daardoor wordt deze niet tegen het gehemelte ‘schoongeveegd’. Vanaf de geboorte zie je witte aanslag op de tong; deze aanslag begint vaak daar waar aan de onderkant de strakke tongriem de tong op de mondbodem houdt. Het voorste gedeelte, of de tip van de tong, veegt zich nog wél schoon, namelijk aan de achterkant van de bovenkaak.
    Als er sprake is van spruw, gaat het niet om melkresten die niet kunnen worden weggeveegd, maar om groei van de Candida albicans-schimmel. Bij Candida kan er een parelmoer glans verschijnen of er is sprake van echt witte plakkaten op de slijmvliezen in de mond. Candida kan stekende pijn in de borst geven, maar bij een strakke tongriem kan er door compenserend drinken eveneens pijn in de borst ontstaan. Dit maakt het voor zorgverleners met beperkte kennis over te korte tongriemen soms heel lastig om te bepalen wat er aan de hand is. Uiteraard kan het ook zo zijn dat je baby én spruw heeft én een te strakke tongriem. Het is namelijk zo dat het minder goed weggeven van de melkresten de ontwikkeling van spruw in de hand kan werken. Candida is een schimmel die de meeste mensen gewoon bij zich dragen. Dit kan geen kwaad zolang er geen overgroei ontstaat. Dan kan het lichaam dit zelf oplossen. Wanneer de melkresten niet goed worden weggeveegd of als de algehele lichamelijke weerstand niet optimaal is, kunnen er bij zowel moeder als kind klachten ontstaan.

    *Let wel*: Enerzijds is het zo dat niet alle klachten hoeven aanwezig te zijn in geval van een te strakke tongriem of lipband. Anderzijds is het óók zo dat hiervan met een beperkt aantal klachten tóch sprake kan zijn. Met sommige vormen van een te strakke tongriem of lipband kunnen je baby en jij je nu misschien goed redden, maar het is denkbaar dat er op de langere termijn wél problemen ontstaan. Je kunt daarbij denken aan moeite met spreken of vaste voeding, tanden poetsen en mondhygiëne en gebits- en kaakontwikkeling.
    We realiseren ons dat dit alles bij elkaar voor jullie als ouders een complex beeld geeft en dat het moeilijk voor je kan zijn om te bepalen waar je goed aan doet. Kom daarom gerust langs om de tongriem of lipband van je kind te laten beoordelen, zodat we samen met jou kunnen kijken wat in jullie specifieke situatie de beste aanpak zou kunnen zijn.

Andere bevindingen na de behandeling

Na de behandeling aan tongriem of lipband kun je dingen merken die kortere of langere tijd aanhouden zoals zwelling van de lip, kwijlen, kokhalzen of andere ongemakken en bijzonderheden.

* Granulatieweefsel: Dit is een klein bobbeltje van extra littekenweefsel dat op het wondje kan ontstaan. Vermoed je dat je dit ziet, stuur dan rustig een foto. Het is niet ernstig en meestal wordt het kleiner. Als het belemmeringen geeft met drinken, kan het nog worden weggehaald.

* Kwijlen: Omdat je kind opnieuw moet leren slikken na de tongriembehandeling, kan er nog een tijdje sprake zijn van kwijlen. Als je kind ook (nog) een slappe lipsluiting en openmondpositie heeft, kunnen ook die bijdragen aan het kwijlen.

* Teruggroei: Na de behandeling zal de wond snel genezen. Het doel van de nazorgoefeningen, waarbij het wondje wordt gemasseerd en opgerekt, is dat de wond niet te snel en weer te strak dichttrekt. Als er te veel teruggroei ontstaat, kan de tong- of lipmobiliteit weer beperkt worden. Het advies is om op het nazorgspreekuur terug te komen om dit te laten controleren; voor een afspraak mail je naar : info@tongriem.com

* Spierpijn en ongemak: Na de behandeling horen we regelmatig terug dat de oudere kinderen en volwassenen (spier)pijn voelen in de kaken, tong en keel. Baby’s geven dit vaak aan door huilen of slecht willen drinken. Zie de FAQ over pijnbestrijding.

* Spugen: Omdat de baby mogelijk direct al effectiever drinkt, kan het zijn dat het kind grotere hoeveelheden melk drinkt. De maag is aan die nieuwe hoeveelheden nog niet meteen gewend en dat kan ertoe leiden dat het teveel weer wordt uitgespuugd.  Het is heel goed mogelijk dat de baby de eerste tijd tijdens het drinken nog lucht mee naar binnen slikt. Vlak na de behandeling kan er ook ingeslikt bloed bij zitten (wat in de luier zwart/donkergroen weer tevoorschijn komt).

* Stinkende adem/mond: Wij horen soms terug van ouders dat de baby een stinkende adem heeft. Dit kan enkele dagen tot een week aanhouden; dit kan verder geen kwaad.

* Gezwollen bovenlip: De bovenlip kan na lipbandbehandeling tot 5 dagen wat gezwollen blijven.

* Trillende kaken: Bij sommige baby’s is er sprake van trillende kaken als gevolg van compensatiegedrag dat de baby heeft ontwikkeld vanwege de te strakke tong- of lipriem. Omdat de tong na de behandeling nog getraind moet raken, kan het zijn dat het compenseren met de kaakspieren nog doorgaat. Kijk maar eens naar de ontspanningsvideo. Compensatiegedrag kan om uiteenlopende redenen langer aanhouden. (We komen hierop in andere onderwerpen nog terug.) Soms is het in zo’n geval nodig om een andere zorgverlener te consulteren die de hiervoor benodigde begeleiding kan geven. Zie de FAQ over compensatiegedrag en video’s met voorlichting hierover.

* Naar binnen krullende lip: De baby is niet gewend de lip naar buiten te krullen. Je kunt je baby hierbij kort na de ingreep een beetje helpen. Kijk maar eens naar de ontspanningsvideo.

* Aanwezige zuigblaren: Met een te strakke tong- of lipriem ontstaan er vaak zuigblaren. Deze kunnen nog enige tijd aanwezig blijven, zeker op de bovenlip. Een blaar in het midden van de bovenlip is een normaal voorkomend verschijnsel bij zuigelingen.

* Huilen bij het geven van nazorg: Wat wij terughoren van ouders en merken op het nazorgspreekuur, is dat baby’s vaak huilen wanneer ouders met hen de nazorgoefeningen doen, maar stoppen zodra de oefeningen worden beëindigd of de ouders hen afleiden of voeden of verschonen. Het is moeilijk om met je baby ‘aan het werk’ te zijn, als je merkt dat je kind er overstuur van raakt. Het is ook zeker niet de bedoeling dat je baby lange tijd van slag blijft. Tegelijkertijd kan de nazorg helpen om te voorkomen dat de tongmobiliteit weer beperkt raakt, waarna je misschien de hele procedure nogmaals moet doorlopen met je kind. Het is dan ook een kwestie van voorzichtig balanceren en samen zoeken naar een evenwicht. Zie de FAQ, pijnbestrijding. Observeer je baby of kind goed; de nazorg moet niet ten koste gaan van alles. Het is slechts een advies dat is bedoeld om alles in één keer zo goed mogelijk te laten verlopen. Wanneer je de nazorg doet als je baby niet te hongerig is, is de kans op het overstuur raken vaak kleiner. Als je twijfelt over het huilgedrag, stuur dan gerust een e-mail naar: info@tongriem.com

* Wit beslag op tong: Wanneer de tongriem strak is, heeft de baby in de baarmoeder al niet kunnen oefenen met het heffen van de tong. Dat leidt ertoe dat het gehemelte zich niet zo mooi laag en breed ontwikkelt als nodig is voor een goede mondmotoriek. Zo kan een tong die op de mondbodem vastzit, niet goed contact maken met het gehemelte; daardoor blijven er op de tong voedselresten achter. Na de ingreep moet je baby leren de tong goed te gebruiken. Naarmate de tongspieren meer getraind raken, zal de techniek verbeteren. De tong zal daardoor de kaken verder uit elkaar ‘duwen’, waardoor het gehemelte in de loop van de maanden verder omlaag kan komen. Wanneer dit proces goed verloopt, zal ook de tong beter schoon worden en verdwijnt het witte beslag.

* Keuze flessenspeen: Zodra de tong meer mobiel is, is de baby in principe in staat om de speen dieper in de mond te nemen. We merken dat flessenspenen met een brede basis dit belemmeren; de baby kan dan immers niet verder aanzuigen dan tot aan de brede basis. Daardoor blijft er geregeld sprake van een tamelijk ‘zuinige hap’ aan de speen, terwijl je je baby graag wilt aanmoedigen om de mond wijd open te doen en diep aan te happen. Dat is de reden dat een smalle basis vaak meer mondvulling geeft.

* Baby van slag: Het komt soms voor dat een baby langer dan een paar dagen huilgedrag en slechter drinken laat zien. Dit is meestal het geval bij de oudere baby die langer heeft moeten compenseren met een strakke tongriem. In de periode voorafgaand aan de behandeling waren deze baby’s meestal al huilerig en dronken ze matig. Vaak is er in zo’n geval niet alleen behandeling van de tongriem of lipband nodig, maar ook behandeling van compensatiegedrag. Zie FAQ compensatiegedrag. Vaak geven ouders in deze situatie na de ingreep wat langer pijnstilling. Iets anders om rekening mee te houden is een gewone virusinfectie die toevallig tegelijkertijd opspeelt. Wanneer ouders zich zorgen maken over koortsverschijnselen, kunnen ze naar de huisarts gaan; zie ook de FAQ over koorts.

* Kokhalzen: De eerste tijd na een tongriembehandeling kan er, met name tijdens het doen van de oefeningen, nog sprake zijn van kokhalzen. Dit komt omdat je baby echt nog moet leren om de tong goed te gebruiken en nog moet wennen aan de toegenomen tongmobiliteit.
* Tong inslikken: Het losmaken van de tongriem betekent niet dat de hele tong los in de mond komt te liggen. Soms zijn ouders bang dat hun baby de eigen tong na de tongriembehandeling inslikt. Dit is beslist niet mogelijk; je hoeft je daarover geen zorgen te maken.
* Apneu: Soms nemen ouders waar dat hun baby af en toe een ademstilstand (apneu) laat zien, zowel voor als na de ingreep. Dit kan te maken hebben met het hoge gehemelte, waardoor de bovenste luchtwegen minder ruimte hebben. Dit verschijnsel is dus niet gerelateerd aan de tongriembehandeling. Sterker nog… de hoop is dat door het mobiel worden van de tong het gehemelte meer afvlakt. Daardoor krijgen die bovenste luchtwegen meer ruimte en ontstaat er bij lichte zwelling van de neusslijmvliezen (zoals bij een verkoudheid of wat snotterigheid) ook minder snel een verstopte neus die de ademhaling bemoeilijkt. Hier kun je een onderzoek vinden over de relatie tussen strakke tongriem en apneu.